Het was de bedoeling dat de Wet toekomst pensioenen (WTP) op 1 januari 2023 inwerking zou treden. Minister Carola Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen denkt dat het niet haalbaar is. De beoogde inwerkingtreding is nu 1 juli 2023. Dit uitstel hangt samen met vertraging van de behandeling in de Tweede Kamer. Er zijn nog veel vragen over de financiële gevolgen van de wet. De Tweede Kamer stelt zorgvuldigheid boven snelheid. Naar verwachting is de plenaire behandeling en stemming in de Tweede Kamer niet vóór november afgerond. Het wordt daarmee te laat om de behandeling in de Eerste kamer nog dit jaar af te ronden en de wet per 1 januari 2023 in te laten gaan.
Huidige wetgeving
Het is belangrijk dat het pensioenstelsel bij de actuele ontwikkelingen aansluit. Mensen veranderen bijvoorbeeld steeds vaker van baan. Of beginnen voor zichzelf. Daarom maakten vakbonden, werkgevers en de overheid afspraken om het huidige pensioenstelsel te vernieuwen. Die afspraken zijn vastgelegd in het wetsvoorstel voor de nieuwe pensioenwet die nu dus wordt uitgesteld. Het gevolg van het uitstel is dat een werkgever die een nieuwe pensioenregeling wil afsluiten per 1 januari 2023 zich nog moet baseren op de huidige wetgeving. Zij moeten de pensioenuitvoerder vragen of de oude pensioenregeling nog tenminste een half jaar kan worden voortgezet en pas na 1 juli 2023 de overstap te maken naar een nieuwe pensioenregeling.
Onduidelijkheden
Als de wet van kracht wordt krijgen de pensioenuitvoerders en bedrijven de tijd om de pensioenregeling aan te passen. Het is nog onduidelijk wat de gevolgen van het uitstel zijn voor deze transitieperiode. Volgens het huidige voorstel eindigt deze op 1 januari 2027. Over het opschuiven van deze datum heeft de minister nog geen uitspraak gedaan. De pensioenuitvoerders willen voor implementatie van de nieuwe regelingen meer tijd krijgen. Ook is niet duidelijk of de datum van 31 december 2022 waarop sprake moet zijn van een bestaande premieregeling of een verzekerde middelloonregeling om gebruik te kunnen maken van het overgangsrecht, ook opschuift met een half jaar.